Helen de Hoop

Taboe

"Weet jij wat het K-woord is?" vraagt mijn vriend me. "Kanker", zeg ik. Nee. Ik denk na. "Klote? Kut? Kolere?" Nee, nee, nee. Ik denk aan een Amerikaanse film die ik laatst op tv heb gezien, waarin een jongetje een volwassen man berispt omdat hij het S-woord zei. Dat bleek "shit" te zijn. "Kak!" roep ik. Nee, weer niet. Ik geef het op. Mijn vriend is net terug van een bezoek aan de jaarlijkse internationale conferentie van het netwerk van universiteitsmusea. Een Brit gaf daar een lezing over hoe er met menselijke resten in academische onderzoekscollecties zou moeten worden omgegaan, in dit geval met schedels. Hij illustreerde zijn verhaal aan de hand van een Engelstalige catalogus uit het begin van de twintigste eeuw met daarin een antropologische collectie van schedels, geordend op herkomst. In de catalogus stonden tientallen schedels van wereldwijde herkomst, van Fransen, Duitsers, Schotten, Ieren etc. Ook waren er enkele Afrikaanse schedels, die in de lezing centraal stonden. Een van die schedels had het K-woord als herkomst. De letter K was blijven staan, maar de rest van het woord was zwart gelakt door de spreker. Een taboewoord dus. Mijn vriend kon me niet meer vertellen waar de lezing verder over ging, zo had hij zich laten afleiden door dit mysterieuze K-woord. Toen hij na afloop van de lezing vroeg wat het zwartgelakte woord was, simpelweg omdat hij wilde weten waar de schedel vandaan kwam, kreeg hij echter geen antwoord van de spreker. Maar als je niet weet wat het woord is, weet je ook niet waar het naar verwijst. Alleen uit de context van de lezing was duidelijk dat het wel om een racistische term zou gaan. Doch de spreker weigerde pertinent het taboewoord hardop uit te spreken, in elk geval ten overstaan van het internationale gezelschap van collega's uit de universitaire museumwereld. Blijkbaar had hij last van plaatsvervangende schaamte omdat het woord in de honderd jaar oude catalogus was gebruikt. Hij kreeg voor zijn weigering bijval uit het publiek. Mijn vriend daarentegen kreeg woedende blikken toegeworpen vanwege zijn impertinente vraag. Na de vragensessie bedankte een online aanwezige bezoeker van de lezing de spreker zelfs expliciet, omdat hij het gewraakte woord NIET hardop gezegd had. Uiteindelijk verklapte een collega-conservator uit Amsterdam in de pauze het woord aan mijn vriend, zodat hij eindelijk begreep waarover het ging. Het woord was "kaffer".
Bij het horen van dit woord werd ik teruggeworpen in de tijd. In mijn jeugd was het een ingeburgerd scheldwoord. Ik gebruikte het zelf, tegen mijn buurjongen bijvoorbeeld. Ik mompelde vroeger "kaffer" tegen iemand die me afsneed op de fiets, zoals ik nu in zo'n geval "eikel" mompel. Ik weet echter honderd procent zeker dat ik toen de betekenis van dat woord niet kende of dat ik er in elk geval nooit bij stilstond. Tegenwoordig wordt het volgens mij niet meer gebruikt als scheldwoord in het Nederlands. Ik was het in elk geval compleet vergeten. Het bestaat natuurlijk nog wel in het werkwoord "uitkafferen", wat Matthijs van Nieuwkerk veelvuldig blijkt te hebben gedaan met de technici en redacteuren van het programma De Wereld Draait Door. Maar dat dit woord in een honderd jaar oude Engelstalige catalogus zou worden herkend als taboewoord, dat had ik niet gedacht. Van kinds af aan heb ik grote moeite met taboewoorden, in de zin dat ik altijd heb gevonden dat een woord zelf niet lelijk of vies of onbeleefd kan zijn. Dat kan gewoon niet, een woord is alleen maar een woord, hield ik mijn moeder voor, die het daar overigens niet mee eens was.