Taal verandert voortdurend. Als je achttien bent, heb je misschien nog niet zo veel taalveranderingen meegemaakt, maar als je vijftig bent, zoals ik - zucht -, een heleboel. Ik weet nog heel goed hoe raar ik het vond toen mijn zeven jaar jongere nichtjes iets niet langer "echt leúk" vonden (klemtoon op "leuk"), maar "écht leuk" (klemtoon op "echt"). Tegenwoordig zeg ik dat laatste zelf ook. Ook hoor ik mensen "doezen" zeggen als ze gaan douchen. In college maakten studenten mij onlangs attent op het bestaan van het woord "onvervelend". Nooit geweten dat het woord bestond, maar even googelen levert inderdaad de nodige hits op. Er blijkt onduidelijkheid te zijn over wat het precies betekent. Als iets "niet onvervelend" is, is het dan gewoon vervelend, een beetje vervelend of juist (helemaal) niet vervelend? Vroeger had je alleen kippenvel als je het koud had, maar nu roepen mensen "Kippenvel!" als ze iets ontroerend vinden. Mensen zeggen niet langer "Wie schetst mijn verbazing", maar "Wat schetst mijn verbazing" Maar hoe kan 'wat', dat verwijst naar een ding en geen persoon, iets schetsen? En wie schetste mijn verbazing toen ik laatst op tv een interviewer "twee handen op één buik" hoorde 'verbeteren' in "vier handen op één buik". Bij één buik horen twee armen met handen, niet vier. Dus twee mensen zijn als "twee handen op één buik" als ze bij elkaar horen en dezelfde opvattingen hebben. Omdat de uitdrukking echter betrekking heeft op twee mensen, die samen vier armen hebben, stelt men zich blijkbaar voor dat vier handen zich verzamelen op die ene buik. En dus hoor je steeds vaker de uitdrukking "vier handen op één buik" en meende deze interviewer zichzelf te moeten verbeteren toen hij de oorspronkelijke uitdrukking "twee handen op één buik" gebruikte.
Dit zijn allemaal nog taalveranderingen die leuk zijn om mee te maken in je leven. Maar er zijn ook taalveranderingen die niet leuk zijn om mee te maken. Taalveranderingen die een gevolg zijn van een veranderende wereld, waarin je niet echt meer thuishoort. Laatst had ik er zo een. Ik fietste 's morgens naar mijn werk en kwam terecht tussen scholieren op weg naar school. "Tim is gewoon veel leuker als Thijs," hoorde ik achter mij een meisje zeggen. Haar twee vriendinnen reageerden verontwaardigd. Dat kon ze helemaal niet weten, want ze kende Tim nauwelijks. Bovendien was ze juist zo verliefd geweest op Thijs en nu liet ze hem gewoon vallen. Het meisje probeerde uit te leggen wat er zo leuk was aan Tim, maar de twee vriendinnen wilden er niets van horen. Toen gooide ze het over een andere boeg. Ze begon te vertellen over de minder leuke trekjes van Thijs, die ook wel eens dingen voor haar verzwegen had ("Nou, en?" zeiden de vriendinnen). En toen vertelde ze over twee ruzies die ze met hem gehad had en ... "Ruzies? Dat waren geen ruzies, hooguit discussies!" viel een van haar vriendinnen haar in de rede. Nu werd het de spreekster die Thijs gedumpt had, toch te gortig. "Hoe weet jij dat nou?!" riep ze. Ik was het met haar eens. Ik dacht ook dat ik het vervolg kon raden: "Je was er toch niet bij?" of zoiets. Maar dat liep anders: "Heb je de gesprekken soms gelezen?" Ik fietste door, in één klap tien jaar ouder, niet meer van deze tijd. Voor ruzie hoef je elkaar niet meer te zien noch te horen. Ik heb nog even omgekeken om te zien hoe ze eruitzagen, deze meisjes van een andere tijd. Maar ze zagen er heel gewoon uit.