's Morgens om half negen bij de koffieautomaat groet ik een collega. "Nou, we hebben weer lekker wat kunnen regelen", glimlacht hij. Ik reageer niet direct, maar kijk hem vragend aan. Mijn hersenen werken op volle toeren. Wat kunnen regelen, wat kunnen regelen? Wat dan, wie heeft wat kunnen regelen, waarvoor? Volgens doorsnee taalkundige modellen van perceptie moet je eerst verstaan wat er gezegd wordt voordat je het kunt begrijpen. Maar wat als je het wel verstaat, maar niet begrijpt? Mijn ervaring is dat begrip in het algemeen voorafgaat aan verstaan en niet andersom. Pas als je een uiting begrijpt, versta je haar ook. Zo vroeg een Chileense wetenschapper mij vele jaren geleden bij een bijeenkomst: "How's the wawy?" Ik had geen flauw idee wat ze bedoelde, maar nog voordat ik haar om verduidelijking gevraagd had, realiseerde ik me dat ik zwanger was geweest toen ik haar de laatste keer gezien had. En toen begreep ik dat ze naar m'n baby vroeg. Die was toen al een half jaar oud en het ging hartstikke goed met hem. Dus ik reageerde enthousiast. Ze heeft volgens mij niet eens gemerkt dat ik haar eerst heel eventjes niet verstond.
Dat was anders toen ik nog niet zo lang in Nijmegen werkte en dus nog niet zo gewend was aan Limburgse accenten. In Nijmegen komen veel studenten uit Noord-Brabant en Limburg. Ik begeleidde een scriptie van zo'n student en op een dag hadden we een afspraak. Het was een goede student die heel voortvarend met zijn onderzoek aan de slag was en heel zelfstandig nieuwe stappen zette om verder te komen. Hij vertelde mij dat hij nu van plan was een "heganalyse" te doen. Ik wist niet wat dat was. Een wat? Een heganalyse. Wat? Een heganalyse! Wat? Hij herhaalde nog enkele malen dat hij een "heganalyse" wilde doen. Het begon gênant te worden. Ik verstond hem echt niet. Een of andere fancy analyse? Een nieuw type analyse? Gevorderde statistiek? Wat voor soort analyses kon je allemaal loslaten op de data die hij gebruikte? De scriptie ging over modaliteit en naamval. Ik besloot me niet langer het hoofd te breken, dus ik gaf schoorvoetend toe: "Sorry, ik ken dat woord niet." Hij reageerde geïrriteerd: "Natuurlijk wel, een HEGANALYSE!" En, omdat hij geïrriteerd raakte, wist ik dat ik het woord moest kennen. En toen pas begreep ik het. En dus verstond ik het. "O, een heRanalyse!" riep ik. "Ja, een heGanalyse," herhaalde hij. Veel later heb ik het er nog wel eens met hem over gehad. Ik schaamde me nog altijd een beetje dat ik hem niet verstaan had. Of eigenlijk dat ik hem niet begrepen had. Toen vertelde hij dat ik niet de enige was die zijn 'r' soms niet verstond. In de kantine van het instituut waar hij op dat moment werkte, maakten ze er wel eens een grapje over als hij om erwtensoep vroeg. "Ja hoor, dat is échte soep", zeiden ze dan.
"Nou, we hebben weer lekker wat kunnen regelen," glimlacht mijn collega bij de koffieautomaat. Ik reageer niet direct, maar kijk hem vragend aan. Mijn hersenen werken op volle toeren. Wat kunnen regelen, wat kunnen regelen? Wat dan, wie heeft wat kunnen regelen, waarvoor? Net als ik wil vragen "Wat?" werp ik een blik naar buiten, waar het nog steeds regent. Ik word me bewust van mijn natte haar en mijn doorweekte spijkerbroek. Ik weet dat hij ook altijd naar het werk fietst en plotseling begrijp ik hem. "O, we hebben weer lekker nat kunnen regenen!" herhaal ik zijn uitspraak.