Mijn kinderen stammen af van een slavin. O nee, dat mag je niet meer zeggen. Mijn kinderen stammen af van een slaaf. O nee, dat mag je niet meer zeggen. Mijn kinderen stammen af van een tot slaaf gemaakte. O nee, dat mag je niet meer zeggen. Mijn kinderen stammen af van een tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot... Een computerprogramma dat overal de term slaaf door tot slaaf gemaakte moet vervangen, loopt vast. Eigenlijk stammen mijn kinderen af van een vrijgekochte slavin, die weliswaar tot haar vijfentwintigste slavin was, maar niet meer toen ze vijf zoons onder wie mijn vriends overgrootvader baarde. De man die haar vrijkocht, was een Duitse plantage-eigenaar in Suriname. Hij kocht ook haar broers en moeder vrij. Mijn kinderen stammen ook van hem af. De opa van mijn schoonmoeder, kind van een Duitse plantage-eigenaar en een vrijgekochte slavin, werd geboren in 1850, ging op zijn negentiende in Leiden geneeskunde studeren, werd huisarts en promoveerde in 1888 op een proefschrift over de klinische betekenis van het kyphotische bekken.
Volgens de modeltheoretische semantiek verwijzen telbare nomina naar verzamelingen van individuen. Het woord plantage-eigenaar verwijst naar de verzameling plantage-eigenaren en het woord slaaf dus naar de verzameling tot slaaf gemaakten. Als er een nieuw concept in de samenleving ontstaat (een karakteristieke verzameling individuen), dan wordt daar in de taal een nieuw nomen voor bedacht. Sommige van zulke nieuwe nomina zijn een kort leven beschoren, zoals Damschreeuwer, dat naar een verzameling met maar een element verwijst. Een jaar na de dodenherdenking in 2010 zei mijn jongste zoon: "De extra veiligheidsmaatregelen hebben geholpen: er was dit jaar geen Damschreeuwer." Andere nomina krijgen in de loop van de tijd andere betekenissen, zoals het woord bolsjewiek in het Nederlands (een masterstudente Linguistics deed hier onderzoek naar). In verschillende talen is het woord slaaf geëvolueerd tot het persoonlijk voornaamwoord ik, zo blijkt uit werk van Heine en Song over de oorsprong van persoonlijke voornaamwoorden. Ze bespreken ook het Calunga, een taal ontstaan tussen slaven, waarin de woordgroep zwarte man geëvolueerd is tot een variant van het pronomen ik. Net als nomina verwijzen ook adjectieven naar verzamelingen individuen. Een combinatie van een adjectief en een nomen verwijst dan vaak, maar niet altijd, naar de doorsnede van de verzamelingen individuen waarnaar nomen en adjectief verwijzen. Dus Duitse plantage-eigenaar verwijst naar de doorsnede van de verzameling Duitse individuen (dat kunnen ook koekoeksklokken zijn) en de verzameling plantage-eigenaren. Andere adjectieven verwijzen niet naar de doorsnede, maar naar een deelverzameling, bijvoorbeeld goed. Er is in de wereld geen aanwijsbare verzameling goede individuen. Iemand kan een goede vader zijn, maar tegelijkertijd een slechte huisarts, of andersom. Het adjectief goed verwijst dus naar een deelverzameling van de verzameling waarnaar het nomen verwijst. Maar vrijgekochte slavin verwijst helemaal niet naar een deelverzameling van de verzameling slavinnen. Een vrijgekochte slavin is namelijk geen slavin meer, net zoals een vrijgelaten gijzelaar geen gijzelaar meer is en een gestrande reiziger geen reiziger. Mijn kinderen stammen strikt genomen dus niet af van een slavin.
In het Nederlands is de betekenis van de woorden slaaf en slavin niet veranderd. Het bijbehorende concept is verwerpelijk en afschuwelijk. Daarentegen lijkt de woordgroep tot slaaf gemaakte juist een minder negatieve connotatie te hebben. Dat zou pleiten voor het handhaven van de woorden slaaf en slavin en tegen tot slaaf gemaakte. Bovendien heeft het Nederlands al een woord dat precies dát betekent, 'tot slaaf gemaakte', namelijk verslaafde. En dat woord betekent toch echt iets anders.