"Er valt met hem geen land te bezeilen." Wat is daar fout aan? Die uitdrukking is niet informatief, want je kunt met geen enkel schip een land bezeilen. Op het land kun je immers niet zeilen, dus kun je ook geen land bezeilen. Aldus Driek van Wissen (2 oktober 1996). Deze leraar Nederlands en dichter had van half augustus 1996 tot eind januari 1997 een dagelijkse column in het Nieuwsblad van het Noorden, getiteld "Verkeerd gezegd". Daarin besprak hij een woord of uitdrukking waarvan hij meende dat er iets niet goed of onlogisch aan was. Hij eindigde de column steevast met een zogenaamd verbeterde versie van de uitdrukking: "Correct: …" en dan wat je volgens hem eigenlijk zou moeten zeggen. Wat hij schreef, raakte meestal kant nog wal. In dit geval eindigde hij de column met: "Correct: Er valt met hem geen zee te bezeilen."
Zeeën kun je dus bezeilen, maar land niet, oordeelt Van Wissen. Maar klopt dat wel? Het voorvoegsel be- in het Nederlands wordt gebruikt om een applicatief te maken. Een applicatief werkwoord heeft een object gekregen dat normaal gesproken, zonder be-, geen object van het werkwoord zou zijn. Dat het Nederlands zijn eigen voorvoegsel heeft (gehad) om een applicatief te maken, staat als een paal boven water. Het roept ook de vraag op welke werkwoorden met be- applicatieve afleidingen zijn van de werkwoorden zonder be-. Dat zijn er te veel om op te noemen. Driek woont in een flatje wordt Driek bewoont een flatje. De bijwoordelijke bepaling van plaats is hier een direct object geworden. Dat geldt ook voor de plaatsbepaling in Driek werkt op het land, die een direct object wordt in Driek bewerkt het land. In de applicatieve zin Driek heeft zich over de Nederlandse taal beklaagd is het object zich toegevoegd aan de niet-applicatieve zin Driek heeft over de Nederlandse taal geklaagd. Soms wordt er niet alleen iets een object, wat eerst geen object was, maar verdwijnt er grammaticaal gezien tegelijkertijd ook een (ander) object. Een voorbeeld is de zin Driek kladt leuzen op de muur. Toevoeging van het applicatieve prefix be- levert de zin Driek bekladt de muur met leuzen op. In deze zin is niet alleen de bijwoordelijke bepaling op de muur een direct object de muur geworden, maar omgekeerd is het direct object leuzen in de applicatief een bijwoordelijke bepaling met leuzen geworden. De dief rooft de portemonnee (van Driek) krijgt er in de applicatieve zin De dief berooft Driek (van zijn portemonnee) een object bij (Driek), maar raakt er ook een kwijt (de portemonnee).
Hoe zit het nu met het applicatieve werkwoord bezeilen in de uitdrukking "Er valt geen land met hem te bezeilen"? Is die zin afgeleid van op het land zeilen? Het werkwoord bevaren in de uitdrukking zeven zeeën bevaren hebben is inderdaad afgeleid van op zeven zeeën gevaren hebben. Maar varen is niet hetzelfde als zeilen. Wanneer je met een schip zeilt, zeil je er niet mee op de zee maar naar een land. Met een schip een land bezeilen betekent dus náár een land zeilen en niet erop. "Er valt met hem geen land te bezeilen" wil zeggen dat je geen land met hem zult bereiken (ook een applicatief: naar iets reiken/iets bereiken). Driek van Wissen heeft de uitdrukking volkomen verkeerd begrepen (ook een applicatief: hij greep ernaast/hij begreep er niks van). Zijn columns waren dan ook geen lang leven beschoren (ook een applicatief). Ik vermoed dat hij zoveel kritiek op zijn kritiek op het Nederlands kreeg, dat hij uiteindelijk bakzeil heeft gehaald.