Over Nederlanders wordt weleens beweerd dat ze niet beleefd zijn. Een voormalige collega uit Israël vond het verschrikkelijk onbeleefd als iemand haar in de winkel toeblafte (in haar oren): "Zeg het maar." Maar de 'maar' maakt het voor moedertaalsprekers wel degelijk beleefd (heel anders dan "Zeg op!"). Omgekeerd klinken niet-moedertaalsprekers soms onbedoeld onbeleefd. Een Nederlandse klaagde over haar Britse man, die meende dat "Doe de deur dicht alsjeblieft" beleefd was.
Als promovenda bracht ik enkele maanden in de Verenigde Staten door. Op een dag had ik een afspraak met Barbara Partee over mijn onderzoek. We zaten samen in haar kantoor toen ze gebeld werd. Het bleek een belangrijk telefoontje te zijn. Ze luisterde even en zei toen tegen mij: "I might ask you to leave the room." Oké, knikte ik en wachtte af. Ik interpreteerde haar uiting namelijk niet als een bevel om de kamer te verlaten. Ik vatte 'might' epistemisch op: Het zou weleens kunnen gebeuren (in de loop van dit telefoontje) dat ik je vraag de kamer te verlaten. Dat is prima, dat zien we dan wel weer. Ik haastte me natuurlijk de kamer uit, toen ze me alsnog duidelijk maakte dat ik nú, terstond, diende te vertrekken. En toen ik na afloop van het telefoontje weer terug mocht komen, putten we ons beiden uit in verontschuldigingen. Beleefdheid in een andere taal kan tot miscommunicatie leiden.
Daar moest ik aan denken toen een Duitstalige collega, die zelf volkomen foutloos en accentloos Nederlands spreekt (mensen horen echt niet aan haar dat ze geen moedertaalspreker is) vertelde "weer eens voor een taaltoets gezakt" te zijn. Ze was bij de GGD om zich te laten testen op corona en wilde daar haar tas op de grond zetten. Volgens eigen zeggen was haar tas de grond op tien centimeter genaderd toen een medewerker van de GGD zei: "Je mag je tas op je schoot houden." Ze antwoordde "Ik zet hem hier wel neer" en zette haar tas op de grond. "Nee!" riep de verschrikte medewerker, "Je móét je tas op je schoot houden!" Het was al te laat. De tas stond al op de grond.
Sinds wanneer betekent 'mogen' in het Nederlands 'moeten'?, vroeg de collega ons verbolgen. "U mag uw auto wel even aan de kant zetten", uitgesproken door een politieagent tegen een burger, is een beleefde manier om een bevel te geven. De automobilist kan dan niet zeggen: "Nee, bedankt, ik rijd wel door." Idem voor een docent tegen een leerling: "Je mag die telefoon wel in je tas doen." Of een ouder tegen een kind: "Je mag de tafel wel even dekken." Een andere collega vertelde dat hij zich geregeld schuldig maakt aan dit gebruik van 'mogen', wat tot verwarring leidt bij zijn kinderen, die denken dat ze nog allerlei opties hebben. Hoewel al is aangetoond dat dit virus door de lucht gaat en niet via oppervlaktes, hanteert de GGD blijkbaar de regel dat je 'vanwege besmettingsgevaar' je tas op je schoot moet houden. Juist omdat een GGD-medewerker in zo'n situatie de autoriteit is, zou "Je moet je tas op je schoot houden" onnodig onbeleefd klinken. Beleefder is dan "Je mag je tas op je schoot houden", terwijl het toch een bevel is. Een andere bezoeker van de teststraat had onze collega wel kunnen waarschuwen met "Je moet je tas op je schoot houden", zonder onbeleefd te zijn. Sterker nog, als zo'n medebezoeker "Je mag je tas op je schoot houden" had gezegd, dan had 'mogen' wel gewoon 'mogen' betekend. En dan had de tas op de grond mogen blijven staan.