Helen de Hoop

Als vrouw

Als vrouw vind ik het altijd onprettig om als man te worden aangesproken. De KPN schrijft bijvoorbeeld steevast "Geachte heer De Hoop" boven mailtjes en brieven aan mij. Het past natuurlijk wel in de trend van genderneutraal taalgebruik. Treinreizigers worden door de NS voortaan niet meer als "Dames en heren" aangesproken, want iederéén moet zich welkom voelen in de trein, niet alleen dat handjevol dames en heren. De Volkskrant streeft sinds kort ook "seksegelijkheid in taalgebruik" na. Dat betekent dat ze een lerares nu een leraar noemen en een schrijfster een schrijver. Helemaal consequent zijn ze trouwens niet, want prinsesjes blijven prinsesjes en naar de Nederlandse voetbalsters en hockeysters wordt achteloos met de termen voetbalvrouwen en hockeydames verwezen.
Zelf vind ik het prima als woorden die verwijzen naar functies en rollen, ook verwijzen naar geslacht. Ik ben met plezier een nichtje, een zus, een buurvrouw en een vriendin. Geslacht maakt tenslotte een wezenlijk deel uit van je identiteit, meer dan je beroep. Sommige functies maken wellicht ook meer deel uit van je identiteit dan andere, koning meer dan schoonmaker. In de zin Hij werkt als schoonmaker in een kantoor wordt als schoonmaker opgevat als bijwoordelijke bepaling, maar in de zin Hij werkt als koning in een kantoor wordt als koning eerder geïnterpreteerd als bepaling van gesteldheid. Hij werkt als koning als schoonmaker in een kantoor. Dat kan dus ook. Hij is een koning, maar hij werkt als schoonmaker in een kantoor. Bijwoordelijke bepalingen en bepalingen van gesteldheid kunnen dezelfde vorm hebben, maar ze verschillen in interpretatie. Zo is zingend in Hij liep zingend naar huis een bepaling van gesteldheid (hij liep naar huis en zong), terwijl slingerend in Hij liep slingerend naar huis een bijwoordelijke bepaling is (het verwijst naar zijn manier van lopen). In de zin Hij kwam met een rood hoofd binnen is met een rood hoofd een bepaling van gesteldheid (hij kwam binnen en had een rood hoofd), terwijl met veel lawaai in de zin Hij kwam met veel lawaai binnen een bijwoordelijke bepaling is (het verwijst naar zijn manier van binnenkomen). In de zin Hij vond het als jurist interessant om eens als verdachte voor de rechtbank te verschijnen is als jurist een bepaling van gesteldheid (hij ís een jurist) en als verdachte een bijwoordelijke bepaling (het verwijst naar hóe hij daar verschijnt). Een leuk trucje waarmee je de twee als-bepalingen van elkaar kunt onderscheiden, is door er zijnde achter te plakken. Volgens de prescriptieve grammaticaregels mag dat helemaal niet, maar elke moedertaalspreker van het Nederlands voelt aan dat je bij een bepaling van gesteldheid wel zijnde kunt gebruiken en bij een bijwoordelijke bepaling niet. Hij vond het als jurist zijnde interessant om eens als verdachte voor de rechtbank te verschijnen en niet Hij vond het als jurist interessant om eens als verdachte zijnde voor de rechtbank te verschijnen. Niet Hij werkt als schoonmaker zijnde in een kantoor, maar wel Hij werkt als koning zijnde in een kantoor. En dus ook Als vrouw zijnde vind ik het onprettig om als man te worden aangesproken, maar niet Als vrouw vind ik het onprettig om als man zijnde te worden aangesproken. In dat laatste geval klopt er iets niet.
De student (inderdaad geen studente) die mij ooit mailde dat hij door zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden geen enkel werkcollege had kunnen volgen, maar dat hij wel bij alle hoorcolleges was geweest (en of hij dan toch niet mee mocht doen aan het tentamen), had pech. Ik geloofde hem niet, want boven het mailtje had hij "Beste meneer De Hoop" geschreven.