Helen de Hoop

Paranoïde

Er woont een beest in ons schuurtje. Mijn vriend riep me deze zomer toen hij een en ander aan het opruimen was en wees op een flinke lading uitwerpselen, keurig in een hoekje van de schuur. "Dat is niet van een muis," wist hij, "veel te groot". "Een marter?" opperde ik, maar hij dacht van niet. We hebben geen van beiden verstand van uitwerpselen, maar mijn vriend is bioloog/paleontoloog en hij heeft wel meer dan honderd determinatiegidsjes in de kast staan. Het verbaasde me dan ook niet dat hij vijf minuten later met zo'n boekje in z'n hand naar buiten kwam. Ik zat alweer lekker in een stoel in de zon en dacht al niet meer aan het beest in de schuur. "Moet je horen!" zei mijn vriend, "Dit staat er over de bruine rat: 'De uitwerpselen zijn twee keer zo groot dan die van de zwarte rat.'" Het boekje kwam uit 1983, de Zakfauna: diersporengids. Toen al. Ik wist meteen wat hij bedoelde. "Ja," zei ik, "hypercorrectie". We zijn al meer dan dertig jaar samen en als je zoals mijn vriend al dertig jaar samen bent met een taalwetenschapper, dan let je op dat soort dingen. Hypercorrectie. Er is een tijd geweest dat ik me vrijwel niet meer ergerde aan taalgebruik, behalve aan hypercorrectie. Dat mensen zich krampachtig aan allerlei kunstmatige regeltjes proberen te houden en dan gaan overgeneraliseren. Of zelfs zo pedant zijn dat ze denken dat ze het daarmee goed doen en anderen fout, zoals iemand die in een geleend boek uit de bibliotheek doodleuk het woord 'hun' doorstreept in een constructie 'hun liefde geven' en er met pen 'hen' onder zet. Een student maakte er een foto van en stuurde me die toe. Maar sinds ik zelf onderzoek doe naar hypercorrectie, erger ik me niet meer. Het ontroert me zelfs. Ik vind het schattig. Een prescriptieve regel is nu eenmaal wezensvreemd aan de taal, zoals jaren geleden al betoogd door de Groningse hoogleraar Albert Sassen. Mensen worstelen met prescriptieve regels, raken in de war en worden onzeker. Prescriptieve regels zijn onnatuurlijk. Dat probleem wordt opgelost door er een draai aan te geven. De regel wordt zo verdraaid dat hij wel past in de grammatica. En er kraait geen haan naar. De krant bevat elke dag wel een 'hen' die een 'hun' zou moeten zijn. Een leuk voorbeeld van hypercorrectie hoorde ik in Rome, waar een studente tegen mij zei: "Als je slentert, word je moeder." Ja, als je netjes wilt praten, dan zeg je niet "dooie" maar "dode", niet "goeie" maar "goede" en dus ook niet "moeier" (officieel gespeld als 'moeër') maar "moeder". Tegenwoordig wordt het zelfstandig naamwoord 'paranoia' ook vaak als bijvoeglijk naamwoord gebruikt ("Hij is paranoia"). Maar als je dan te horen krijgt dat dat fout is en je weet niet precies waarom, dan ligt hypercorrectie voor de hand. Zo hoorde mijn vriend laatst in een televisieprogramma zeggen: "En dan krijg ik meteen weer last van mijn paranoïde!" De constructie 'twee keer zo groot dan', zoals in de diersporengids, hoor en lees je heel vaak. Comparatieven zoals 'groter dan' drukken ongelijkheid uit en equatieven zoals 'even groot als' gelijkheid. Maar 'twee keer zo groot als' drukt ook ongelijkheid uit, dus is het logisch dat mensen die van huis uit liever 'groter als' zeggen, niet alleen 'groter dan', maar ook 'twee keer zo groot dan' gaan gebruiken.
De bruine rat woont nog steeds in ons schuurtje. Af en toe ruimen we zijn uitwerpselen op, die wel twee keer zo groot zijn dan die van een zwarte rat.