Helen de Hoop

lol

"AUUUWWWWW"
Met deze uitroep begint een van de chatgesprekken uit het Nijmeegse 'Dutch Instant Messaging'-corpus. Natuurlijk is dit niet echt een uitroep, want het gaat om geschreven taal, maar zowel de herhaling van de letters 'u' en 'w' als het feit dat de hele uiting in hoofdletters is geschreven, suggereert dat het om een uitroep gaat. Ook in gesproken taal is "auw" niet slechts een oerkreet, maar heuse taal en communicatie. Dat blijkt al uit het feit dat een Engelsman met pijn geen "auw" maar "ouch" schreeuwt en een Fransman "aïe". Als "auw" niet slechts een uitroep van pijn is, maar een werkelijke poging tot communicatie, dan ligt het voor de hand dat de gesprekspartner erop ingaat. Dat gebeurt ook in het hierboven aangehaalde chatgesprek. De tweede spreker reageert bezorgd op de uitroep van de eerste met: "auw? wat doe je?" De eerste spreker vertelt vervolgens wat er aan de hand is: "ik schaaf superdiep in mn duim met de kaaschaaf" (ook de spelfout is uiteraard letterlijk overgenomen uit het origineel). En de ander antwoordt vol medeleven: "aauw :( knuff." Het herhalen van de uitroep "aauw" (niet in hoofdletters, maar wel met twee 'a''s) en de emoticon geven aan dat de tweede spreker meeleeft met de eerste. De afkorting "knuff" voor "knuffel" is bedoeld om te troosten. Dus iemand schaaft superdiep met de kaasschaaf in zijn duim, typt in hoofdletters "auw" om de aandacht van een ander te trekken en krijgt die aandacht inderdaad in de vorm van medeleven en troost. En dat alles in geschreven taal, op afstand, zonder stem, zonder intonatie, zonder een gezichtsuitdrukking die medeleven uitdrukt en zonder een arm om de schouders van het slachtoffer. En blijkbaar werkt het net zo goed. Het praten over een kaasschaaf ontlokt de tweede spreker vervolgens de vraag: ":-O hoor ik tosti's dan?" En de eerste spreker snapt het meteen: "lol jij denkt meteen weer aan tosti's".
Voor het eerst in de pakweg 10.000 jaar dat mensen (voorlopers van) geschreven taal gebruiken, wordt geschreven taal op Facebook, in sms'jes, whatsappjes, Twitter en andere nieuwe media op grote schaal gebruikt voor alledaagse interactie. Dus niet om belangrijke informatie uit te wisselen, maar gewoon om met elkaar te kletsen. Tot voor kort was dit volledig voorbehouden aan gesproken taal, in een conversatie onder vier ogen of aan de telefoon. De vraag is nu wat er met onze taal gaat gebeuren wanneer gesprekspartners elkaar steeds vaker horen noch zien en waarin getypt in plaats van gesproken wordt. Is het taalsysteem zoals wij het kennen, dus als product van communicatie waarbij de gesprekspartners elkaar horen en zien, een onafhankelijk systeem of is het eigenlijk mediumafhankelijk? Is het niet merkwaardig dat iemand die zich superdiep in zijn duim schaaft met een kaasschaaf, in plaats van het uit te schreeuwen van pijn een reeks (hoofd)letters begint te typen? Of stelde hij of zij zich misschien gewoon aan en was het helemaal niet zo "superdiep"? Toch wel. Nadat het gesprek nog even voortkabbelt over een ander onderwerp, komt de eerste spreker nog een keer terug op het schaafincident met de volgende mededeling: "het gutst wel als een dolle / bloed op mn toetsenbord". En dat overtuigt me ervan dat vandaag de dag een getypte uitroep van pijn net zo oprecht kan zijn als een geslaakte. Ons taalsysteem is blijkbaar zo flexibel dat het zich probleemloos aanpast aan de veranderde omstandigheden, zodat we ook op afstand uitstekend met elkaar kunnen communiceren.