Helen de Hoop

Herfst

De schrik slaat me om het hart. Na een paar vragen waar ik minzaam glimlachend het antwoord op wist (Weet u waar u bent? Wat voor dag is het vandaag? En welk jaar?) krijg ik ineens een veel moeilijker vraag: "Wat is het jaargetijde?" Wat is dat nu weer voor moeilijke vraag, denk ik, enigszins verontwaardigd. De coassistent en de neuroloog kijken me vriendelijk afwachtend aan. "Dat weet ik niet, hoor", ligt op het puntje van m'n tong, maar ik verman me. Nu eerst even rustig nadenken. Ik heb net nog antwoord gegeven op de vraag wat voor dag het is. Dat was 4 november. Ik twijfelde toen nog even tussen 4 en 5 november, maar dat kan me op elke willekeurige dag overkomen, zo had ik het duo lachend verzekerd. November, dan is het nog geen winter. "Herfst!", roep ik triomfantelijk. Correct. M'n vriend kijkt geschokt toe. "Waarom gaf je niet gewoon meteen antwoord?" vraagt hij later, als ik weer naar huis mag. Het voelt alsof ik door het oog van de naald ben gekropen.

Drie willekeurige woorden. Kunt u die nazeggen? Ja, dat kan ik. Ik doe het ook meteen, dat gaat lekker. Kunt u ze ook sneller zeggen? Ja hoor, geen probleem. Nog sneller? Oké. En dan, twintig minuten later, aan het eind van een batterij neurologische testjes: Weet u die drie woorden nog? Nee, natuurlijk niet! Verdomme. Ik ben erin getrapt, ik had het kunnen weten. Ik denk aan Trump. Ik weet die drie woorden niet meer. Wacht, het eerste woord weet ik nog, schoen. "Schoen… de rest weet ik écht niet meer." Had me dan verdomme gezegd dat ik die woorden moest onthouden. Waar slaat dit op? Waarom zou ik drie willekeurige woorden moeten onthouden? De drie woorden hebben in zo'n testje helemaal geen betekenis. Ik kan een hele toneeltekst uit m'n hoofd leren, als het moet. Wat weten jullie nu helemaal van taal, van woorden, van betekenis? Dit is mijn vakgebied, nota bene. Ik denk aan het promotieproject dat net gestart is, over taalgebruik van mensen met afasie. Hersenletsel ten gevolge van bijvoorbeeld een ongeluk. Ik ben net hard met m'n hoofd op het fietspad gevallen. We zijn in het project aan het nadenken over hoe we die mensen zo spontaan mogelijk kunnen laten praten. Soms hebben ze namelijk de neiging om heel weinig te zeggen en het praten liever aan anderen over te laten. Het moet zo frustrerend zijn als je ineens niet meer kunt communiceren zoals je gewend was. Verschrikkelijk.

"Geeft niks, hoor. We doen het gewoon nog een keer. Even denken, drie woorden. O jee, nu kan ik zelf geen drie woorden meer verzinnen." Ze lachen naar elkaar, niet naar mij. Ik snap best dat het verzinnen van drie willekeurige woorden moeilijk is. "Appel, tafel, fiets." Nu eerst weer een paar keer nazeggen. Prima. "Dan kom ik over vijf minuten even terug om te kijken of u ze nog weet." O nee, nee, wacht, niet weggaan! Geef me drie nieuwe woorden, ik weet ze al niet meer! Totale paniek. Rustig blijven. Wat heb ik daarnet gezegd? Appel… appel, tafel… fiets. Ja! In m'n hoofd herhaal ik: Appel, tafel, fiets. Appel, tafel, fiets. M'n vriend begint over een van de andere testjes, waarbij er in m'n hand werd geprikt met een wattenstaafje. Volgens hem heb ik dat ook een keer fout gedaan. "O ja", reageer ik afwezig. Appel, tafel, fiets. Alsof dat me ook maar iets kan schelen. Appel, tafel, fiets. Nu vergeet ik ze echt niet meer. "En, weet u de woorden nog?" "Appel, tafel, fiets!" Met vlag en wimpel geslaagd.